Met de nachttrein naar Boheems Zwitserland: een ruglijn van rotsen, knoedels en verwondering

De romantiek van het spoor

Gaat het over reizen, dan ben ik echt een romanticus. Mijmeren dat ik nooit te stoomboot ergens een onbekende plas heb overgestoken op zoek naar verloren nederzettingen. Treinreizen hoort ook in dat plaatje. Over ijzeren sporen denderen, dwars door de natuur, hopen dat er geen struikrovers zijn. Geen bagagebanden, geen paspoortcontrole, geen duty free. Gewoon de trein op, en dan — de nacht in. Dat is ook het romantische idee achter de European Sleeper, de nachttrein die sinds kort Brussel met Praag verbindt. Maar voor wie durft afstappen vóór de eindhalte, ligt er iets onverwachts te wachten: Děčín, toegangspoort tot het Boheems Zwitserland.

De trein zelf — dat moeten we meteen toegeven — kraakt als een oude schuur. De slaapbankjes zijn smal, het sanitair basic, en het gerammel houdt zelfs de diepste slaper wakker. Maar er zit een ander soort comfort in deze manier van reizen: het ritme, de traagheid, het feit dat je als het ware door Europa glijdt. Tegen de ochtend gloort Tsjechië. Een land dat dichterbij is dan we denken, en tegelijk een wereld op zich.

In Děčín wachten gids Sven Czastka en CzechTourism’s Petra Paleckova ons op perron. Zij nemen ons mee naar een stad die zichzelf herontdekt. Děčín is ruw aan de randen, maar wie kijkt, ziet een ziel. Aan de oevers van de Elbe staan industriële relicten broederlijk naast barokke gevels. Bovenop een klif torent een slot uit de 18de eeuw. Daarachter begint het avontuur, te beginnen op een via ferrata.

Jetřichovice: tussen sprookjes en steengruis

Een korte rit brengt ons naar Jetřichovice, een dorpje dat de tijd lijkt vergeten te zijn. Hier start onze klim naar Mariina skála, een uitkijkpunt dat ooit werd gebouwd als eerbetoon aan prinses Marie Kinsky. Het pad omhoog slingert zich tussen dennen, zanderige rotsen en ruige trappen. Het uitzicht boven is onwaarschijnlijk: je kijkt uit over een zee van bomen, onderbroken door grillige steenformaties die opduiken als versteende golven.

De klim is pittig, maar nergens technisch. Hier wandel je niet voor de prestatie, maar voor de ervaring. Je voeten schuiven over oud zandsteen, je handen grijpen naar wortels en metalen relingen. Een halve kilometer onder je stroomt de Elbe. Boven je: een catwalk aan roofvogels.

We keren terug naar Děčín voor het diner in Arrigo, het soort restaurant waar de menukaart in drie talen is opgesteld en de knoflooksaus overvloedig vloeit. Wie het traditioneel houdt, kiest voor goulash met knedlíky. Wie avontuurlijk is, gaat voor everzwijn met bosbessensaus. De smaken zijn robuust, de porties royaal, de prijzen verrassend laag.

Hřebenovka: een pad van vergeten verhalen

De volgende ochtend begint de Hřebenovka echt. De route — die in zes etappes zo’n honderd kilometer bestrijkt — volgt de “ruggengraat” van het Elbezandsteengebergte. Ooit was dit een pelgrimspad, later een smokkelroute, en nu een ode aan traag reizen. Vanuit Doubice trekken we te voet richting Jetřichovice, via bossen, dalen, smalle trappen en uitzichtpunten die de adem benemen.

Onderweg passeren we stille dorpjes, bemoste rotsen en beekjes die fluisteren in plaats van stromen. Er zijn nauwelijks andere wandelaars. Hier is ruimte, lucht, tijd. We pauzeren in een houten hut waar pivo en soep de batterijen bijladen. De zon speelt door de bladeren. En niemand kijkt op zijn horloge. In Krásná Lípa wacht ons Penzion Falkenštejn — een herberg met eigen brouwerij, warme dekens en koude bieren. ’s Avonds zien we de Tjechen de halve finale winnen van het WK IJshockey. Feestgedreun in de verte.

De poort van zand en tijd

Maandag staat de koningsetappe op het programma: de wandeling naar de Pravčická brána en de Kamenice-kloven. De eerste is Europa’s grootste natuurlijke zandstenen boog. Ze torent boven het bos uit als een poort naar een andere wereld. Direct eronder ligt het Valkennest — een 19de-eeuws pension dat vandaag dienstdoet als café, compleet met houten veranda’s en vergeelde ansichtkaarten.

De boog zelf is indrukwekkend, maar het pad ernaartoe is minstens even spectaculair. Je klimt over trappen, onder overhangen en langs ravijnen. En dan, plots, sta je aan de rand van de kloof. De afdaling voert ons naar het water, waar houten bootjes wachten. In stilte glijden we over het donkere water. Rotswanden rijzen tientallen meters op. Een gids stuurt het bootje met een lange stok en vertelt in fluistertoon over trollen, legenden en ooit verdwaalde herten.

Na de tocht keren we terug naar het groen. Hotel Ostrov — verscholen tussen rotsen en bomen — is onze slaapplek. Een modern gebouw in een oud landschap. Binnen is het warm, buiten ruist de wind.

Tisá: steen, wind en verwondering

De laatste dag trekken we naar Tisá, het rotslabyrint dat bekend staat als het Tsjechische Bryce Canyon. Hier heeft erosie een landschap geboetseerd dat tegelijk buitenaards en huiselijk aanvoelt. Je herkent gezichten in het gesteente, dieren, soms zelfs letters. We dwalen uren rond, verdwalen zonder angst.

Na de lunch in een berghut wandelen we door naar Děčínský Sněžník, de hoogste tafelberg van het land. De klim is zacht, de beloning groots: een 360-gradenuitzicht tot ver in Duitsland. Bovenop staat een stenen toren, ooit een uitkijkpost, nu een rustpunt.

’s Avonds keren we terug naar Děčín. De stad voelt anders. Bekender. We dineren in Na Skřivance, een lokaal restaurant met houten stoelen, witte wijn uit Moravië en een chef die zijn schnitzel met liefde paneert. De reis zit erop. En toch ook niet. Want die Tjechen winnen wel de finale van het WK zeker? En dat betekent heel wat voor ze.

Waarom heet het Boheems Zwitserland?

Een naam als Boheems Zwitserland roept verwachtingen op. Van gletsjers misschien, of berghutten met koebellen. Maar wie hier aankomt, treft iets heel anders: zandstenen torens, verborgen kloven, en bossen die ruisen alsof ze iets weten. Geen Alpen in zicht. Dus: waar komt die naam vandaan?

We schrijven eind 18de eeuw. Twee Zwitserse kunstenaars, Adrian Zingg en Anton Graff, werkten aan de kunstacademie van Dresden. In hun vrije tijd trokken ze te voet de grens over, op zoek naar rust, ruigheid en inspiratie. Wat ze vonden aan de Boheemse zijde van de Elbe, raakte iets in hen. De grillige rotspartijen, de diepe wouden, de zachte ochtendnevel — het deed hen denken aan hun Zwitserse thuis.

Ze gaven het gebied een bijnaam: Boheems Zwitserland. Niet als reclamestunt, maar als een spontane ode. Een soort heimwee, maar dan in omgekeerde richting.

En zo werd een naam geboren die bleef plakken. Een naam die vandaag nog altijd nieuwsgierigheid wekt, en misschien ook wat verwarring. Maar wie hier wandelt, begrijpt het instinct van Zingg en Graff. Dit is geen kopie van Zwitserland. Dit is een landschap dat eigenzinnig genoeg is om zijn eigen mythe te dragen — en toch zacht genoeg om de vergelijking te verdragen.

 

Praktisch

Reisroute
De European Sleeper brengt je van Brussel via Antwerpen en Berlijn naar Děčín. Boek via www.europeansleeper.eu. Reken op 13 uur reistijd.

Startpunt
Děčín, gelegen aan de Elbe, is de toegangspoort tot Boheems Zwitserland. Info via www.visitczechia.com/nl-nl en de regionale site www.branadocech.cz/en.

Wandelen
De Hřebenovka-trail is goed bewegwijzerd en geschikt voor geoefende wandelaars. Etappes van 10-23 km. Info via www.hrebenovka.com/de.

Bezienswaardigheden

  • Mariina skála en Jetřichovice
  • Pravčická brána en de Kamenice-kloven
  • Tisá en Děčínský Sněžník

Overnachten

Hotels in Děčín (Česká Koruna), Krásná Lípa (Penzion Falkenštejn) en Ostrov zijn comfortabel en betaalbaar.

Culinair
Proef svíčková (rundvlees met saus), ovocné knedlíky (fruitknoedels) en natuurlijk Pilsner Urquell.

Meer info

Active Point gidsen: active-point.cz/en

Foto’s

tjoolaard.be