Tijd voor deel drie van onze Dumb&Dumberer-reis door Indonesië en uiteraard ook in dit stuk de nodige miserie.
We hadden ergens horen vallen dat er een zalige plek om te slapen was in Cimaja, vlakbij een goeie surfbreak. Iedereen overtuigd dus. Zeker na het helletje in Padang. En we hadden horen vertellen dat je perfect met een taxi van de luchthaven van Jakarta naar die plek kon rijden.
Dus doen wij dat natuurlijk. Wel lang moeten zoeken naar een taxi die vier kloekgebouwde kerels als we zijn en al hun surfmateriaal kon meenemen. En wou meenemen vooral. Hier had onze frang misschien al moeten vallen. Verdacht lang en veel onderhandelen. Uiteindelijk kregen we alles in een busje gestampt, Colin vooraan bij de chauffeur, Matt en Serge op de twee zetels erachter en ik tussen de valiezen in de koffer. Vloeken in eerste instantie maar uiteindelijk zat ik toch in de business seats.
Karaoke
De taxi-chauffeur bleek een gigantische karaokefan. Maar meer het type dat op het podium komt met een serieus stuk in de kraag. Of voor de weddenschap meedoet aan The Voice van Vlaanderen. En als hij niet aan het zingen was, dan vertelde hij non-stop. Tegen Colin uiteraard, aangezien die vooraan zat. En wij maar gniffelen. Nu ja, het was toch maar een kort ritje. Dachten we.
Negen uur hebben we erover gereden. Negen uur schabouwelijk gezang, oninteressant gezwets en hobbelige wegen. Matt begon wagenziek te worden, Colin raakte gefrustreerd en Serge sliep. Ik staarde wat naar buiten en zag kinderen met machinegeweren, overijverige verkoopstertjes met allerlei gek voedsel in de aanbieding en vooral heel veel bouwvallige dorpjes. En dan zat het verkeer nog eens goed vast ook. Rijvakken werden er amper gerespecteerd, waardoor je soms op enkele centimeter naast een vrachtwagen vlamde. Interessante rit, dat zeker. Vooral toen we door de jungle reden en de chauffeur ons vertelde dat er soms slangen uit de bomen vielen. Wat was die boenk op het dak? En dan nog te bedenken dat dien mens nog helemaal terug moest rijden. En wij binnen een week ook…
Cimaja
Eenmaal bij onze slaapplek aangekomen, verdwenen alle zorgen. Propere kamers, zwembad, zicht op zee en mooi personeel. Ombak Tujuh heette de plek. Sowieso een aanrader! We vulden de dagen dan ook met vroeg opstaan, zwemmen, surfen, boefen en rotzooien in het zwembad. En vooral boefen.
Maar ook met locals leren kennen. Een gekke kunstenaar die schilderijen maakte met zand bijvoorbeeld. En mister Fixit, de mens die alles kon herstellen. Handig aangezien Matt plots zijn surfplank door de mijne ramde. Of een gezinnetje dat ons persé kip wou serveren, maar zo’n mager beestje in de pot legde dat we erna met schuldgevoel toch naar de supermarkt gelopen zijn. Waar we spontaan een feestje bouwden op de meest bizarre muziek met iedereen aanwezig in de winkel. Of de kranige grijsaard die op zijn zeventigste nog vlot door de barrels ging. Ah en een baby-krokodil in ons zwembad. Gelukkig de moeder nooit gezien.
De surf was er trouwens best ok. Maar er zijn veel spots, dus best ergens een brommer huren. In september zat er niet veel volk in het water, soms zelfs helemaal geen. Het kan er behoorlijk groot binnenrollen en heel af en toe kan je tuben. Maar oppassen voor rotsen en sterke stroming.
Crashes en kidnappings
Uiteraard kon het mooie verhaaltje niet blijven duren. Hallucinaties door malariapillen bijvoorbeeld. En bij het terugkeren van een spot ging Colin tegen de grond met zijn brommer. Ik schreef er hier al uitgebreid over maar kort samengevat: diepe wonde op de hand en schaafwonden, etter en ontsteking, gekke ex-militair loste de boel op met antiobioticapillen en een wel heel alternatieve behandeling. Heeft er nog altijd last van. Maar geluk bij een ongeluk, de militair vertelde ons over een ‘magische’ spot Turtles. En hij kende wel iemand die ons er naartoe zou rijden. We konden daar dan ook slapen op het strand. Klonk als een goed plan. Dachten we.
Na een paar uur rijden door de regen langs onverharde “wegen”, stopte onze chauffeur plots abrupt. Enkele mannen hadden de weg afgezet en beweerden dat de boel vanaf daar overstroomd was. We konden wel verder met hen op scooters. Sketchy dat zeker, maar we hadden nu al zo lang gereden. En uiteindelijk blijven die Aziaten maar kleine mannetjes. Dus wij elk achterop op de brommer bij zo’n mannetje. Rijden door slijk, diepe plassen, over flinterdunnen boomstronken, door velden, alsmaar verder weg van de plek waar onze chauffeur achterbleef. En dan schoot het plots door mijn hoofd; we worden hier gekidnapt en ze brengen ons naar een afgelegen plek vol mannetjes om ons te beroven van al wat we hebben. Misschien wel met onthoofden erbij en zo.
Turtles
Maar niets was minder waar. Met poten vol slijk kwamen we toe in een soort reservaat voor schildpadden. En we waren net op tijd volgens de uitbaters. Hij nam ons mee naar het pikdonkere strand en scheen met zijn zaklamp op een put. Even wennen aan het licht, maar toen zagen we de gigantische reuzenschildpad. Ze kwam haar eieren leggen in het zand en kroop vervolgens tergend traag in het maanlicht terug richting zee. Een wondermooi moment. Het reptiel straalde gewoon één en al oudheid uit.
In het reservaat verzamelden ze dan de babyschildpadden, zorgd ervoor dat ze sterk genoeg waren en zetten ze uit in het water. Anders overleefden te weinig schildpadjes de tocht van put naar zee, door hongerige meeuwen en ander gespuis. Schone afsluiter van onze trip me dunkt! Buiten de rit terug dan. Slapen op het strand was al lang niet meer mogelijk dus kregen onze botten en knoken nog een laatste rammeling cadeau. En dan waren we nog niet terug in Jakarta…
Foto’s